In Nederland houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) cijfers en statistieken over dakloze mensen bij. Het CBS schat hun aantal op januari 2021 op 32.000. Acht van de tien is man, bijna een vijfde is tussen de 18 en 27 jaar. Een grote groep daklozen, 37 procent, verblijft in een van de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht). Op basis van deze aantallen concludeert het CBS dat een jarenlang stijgende trend van het aantal daklozen tot stilstand is gekomen.
Dat zou reden tot vreugde zijn, ware het niet dat er wat haken en ogen aan de registratie zitten.
Het CBS haalt zijn cijfers uit drie bronnen. Allereerst telt het degenen die volgens de basisregistratie personen (BRP) gebruik maken van dag- en nachtopvangvoorzieningen voor daklozen. Daarnaast worden mensen meegerekend die een bijstandsuitkering ontvangen en van wie bekend is dat ze geen vaste woon- of verblijfplaats hebben. Ten derde raadpleegt het registers van de reclassering en inventariseert het het aantal cliënten zonder vast adres. Het CBS maakt een inschatting van welk deel van de groep mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats niet in deze registraties voorkomt en komt zo tot zijn cijfers. Hiermee is de blik van het CBS gericht op de daklozen die daadwerkelijk geen onderdak hebben, de stereotypen van de feitelijk daklozen, de buitenslapers.
Het CBS is een gerenommeerd instituut en wat ze tellen en schatten, doen ze goed en grondig. Toch geven de cijfers geen volledig beeld. Zo sluit de CBS-telling vrouwen en kinderen in de vrouwenopvang uit (ze hebben immers, al is het tijdelijk, een verblijfplaats) en rekent het 18-minners en 65-plussers niet mee.
Ook laat het CBS ongedocumenteerde mensen buiten beschouwing. Met deze blik missen we bewoners van vakantiehuisjes, kraakpanden, garages of mensen die tijdelijk bij kennissen op de bank slapen, zolang ze wegblijven van de opvang en reclassering en niet in de CBS registers voorkomen. Deze mensen hebben tijdelijke, niet adequate, onveilige of illegale huisvesting. Ze hebben een dak, een huis, maar geen thuis. Hoeveel mensen dit zijn is niet bekend. Naar schatting wonen minimaal 55.000 mensen op een vakantiepark of camping.
Begin 2019 zijn er ruim 500.000 mensen uitgeschreven uit de BRP omdat zij geen aantoonbaar woonadres hadden. Een deel van hen woont of reist in het buitenland, maar een aanzienlijk deel verblijft in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplek. Valente, de branchevereniging voor participatie, begeleiding en veilige opvang meldt dat zij in 2020 1.650 minderjarige kinderen met ouder(s) ophebben gevangen – die worden ook niet meegeteld door het CBS.
ZELFREDZAAMHEID
Aan de huidige daklozenopvang en ook aan de blik van het CBS ligt een specifiek mensbeeld ten grondslag: dat van de autonome, zelfredzame burger. Het uitgangspunt is dat mensen in principe zichzelf moeten redden. Zo krijgen daklozen zonder verslaving of psychische problematiek vaak nauwelijks opvang of steun van de gemeente. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die na een verbroken relatie, verlies van inkomen of ander tegenslagen hun onderdak kwijt zijn geraakt. Omdat ze geen last hebben van allerlei andere problemen beschouwen we deze mensen als zelfredzaam.
Hun problemen zijn niet erg genoeg om hulp te krijgen en ze kunnen die problemen best zelf oplossen, is de gedachtegang. Daarmee onderschatten we de stress die een thuisloos bestaan met zich meebrengt en de krachten waarmee regels en procedures mensen verder in de problemen kunnen duwen. Bijvoorbeeld de vrouw die na haar scheiding met haar kinderen rond moet komen van een karig inkomen. Haar ex weigert de scheiding formeel te maken. Dus komt zij niet in aanmerking voor toeslagen. Formeel is hun gezamenlijk inkomen te hoog. Maar haar feitelijke inkomen ligt onder de armoedegrens. Noodgedwongen woont ze in een stacaravan op een vakantiepark. Zij en haar kinderen behoren tot de grote groep relatief onzichtbare thuislozen, die in de gangbare definitie en telmethode buiten zicht blijft.
Het zou voor deze groep beter zijn een andere manier van definiëren en tellen gaan hanteren, waarmee we meer recht kunnen doen aan de verschillende verschijningsvormen van dak- en thuisloosheid. Dat heeft principiële én beleidsmatige redenen. Een veilig, eigen thuis is geen gunst, maar een mensenrecht. Dit principe moet het fundament zijn van onze classificatie
Het is niet verrassend dat ook het College voor de Rechten van de Mens pleit voor een bredere benadering. Het recht op huisvesting behelst meer dan fysiek onderdak hebben of niet hoeven zwerven. Het betekent dat iedereen toegang moet hebben tot passende en behoorlijke huisvesting. De groep mensen die niet ‘passend en behoorlijk’ woont, is lastig in cijfers te vatten, maar loopt een groot risico op dakloosheid. Meer zicht op deze groep kan dakloosheid voorkomen.
DE METHODE BESTAAT AL
Het mooie is dat we die manier van tellen niet zelf hoeven te bedenken. Die is er al: in 2006 lanceerde FEANTSA, een Europese federatie van instellingen voor dakloosheid, een telmethode: ETHOS (European Typology on Homelessness and Housing Exclusion).
Inmiddels is dit wereldwijd de best onderbouwde en meest gezaghebbende definitie en classificatie van dakloosheid. Ook buiten Europa wordt het gebruikt. Nederland is een van de weinige Europese lidstaten die er nog geen gebruik van maakt.
Ethos maakt onderscheid tussen feitelijke dakloosheid, thuisloosheid, onveilige huisvesting en ontoereikende huisvesting. Huisvesting kan bijvoorbeeld fysiek onveilig zijn vanwege geweld thuis. Het CBS vindt de huidige methode inclusief genoeg, laat het weten in een reactie, wat inhoudt dat het alleen de eerste twee categorieën – feitelijk dakloos en thuisloos – telt in zijn metingen.
Maar met de ETHOS-telmethode van wordt de blik op dakloosheid inclusiever en zien we ook de mensen die in precaire omstandigheden wonen. Dat betekent dat we ook de situaties van vrouwen en meiden beter in het vizier krijgen. Hun thuisloosheid is minder zichtbaar, omdat zij vaker dan mannen de opvang mijden, bij gebrek aan alternatief soms in een gewelddadige thuissituatie blijven of liever hun toevlucht zoeken tot wisselende en onzekere slaapplekken dan dat ze op straat slapen. De blikverruiming biedt ook meteen tegenwicht aan het stigmatiserende en smalle mensbeeld van de dakloze als zwervende, witte, verslaafde man van middelbare leeftijd. Een oproep die door meerdere beleidsmakers, belangenbehartigers en onderzoekers wordt gedeeld.
INCLUSIEVERE BLIK, INCLUSIEVER BELEID
Op basis van dergelijke cijfers kunnen we inclusiever beleid opstellen, dat veel beter aansluit bij de omstandigheden van dak- en thuisloze mensen. Zo ontstaat een scherper beeld van de groepen die een groot (of groter) risico op dak- of thuisloosheid lopen. Hiermee geven we onszelf de mogelijkheid om eerder in het proces dakloosheid te kunnen voorkomen. Daarvoor geldt niet: one size fits all. Voor een deel van de (dreigend) daklozen zal het bieden van adequate woonruimte en het borgen van bestaanszekerheid genoeg zijn. Anderen hebben meer intensieve ondersteuning nodig. Nu klinken we wonen bijna altijd vast aan zorg. We bieden onderdak aan daklozen gekoppeld aan de voorwaarde dat zij bijvoorbeeld moeten afkicken, in budgetbeheer of onder beschermingsbewind moeten, dat ze zich laten behandelen voor hun psychische problemen.
Voor daklozen die geen zorg nodig hebben, is er geen extra inspanning – zij zijn immers zelfredzaam. Dit is in strijd met het recht op huisvesting. Zoals de Raad van de Volksgezondheid en Samenleving vorig jaar stelde: herstel begint met een huis. Wonen is de basis en daarna kunnen andere vragen rondom bestaanszekerheid (dagbesteding, werk, geldzaken) of gezondheid op maat opgepakt worden.
CONCRETE OPLOSSINGSRICHTING
We kunnen inspiratie halen uit Canada, waar recent het meest grootschalige onderzoek ooit verscheen naar dak- en thuisloze vrouwen en zoals zij het noemen ‘gender-diverse’ mensen. De onderzoekers hebben een brede blik: het gaat hen om feitelijke dakloosheid, thuisloosheid en om onveilige en ontoereikende huisvesting. Dit laatste treft vooral vrouwen; zij vinden vaker onderdak in hun netwerk en hoppen van bank naar bank, van caravan naar hotel. Mannen zijn vaker feitelijk dakloos en maken eerder gebruik van de opvang.
In deze Canadese studie raakten de meeste vrouwen hun onderdak kwijt na een relatiebreuk. Dat pleit voor het vergroten van het aanbod snel beschikbare, betaalbare huisvesting voor ‘spoedzoekers’. Een groot deel van deze vrouwen heeft nauwelijks inkomen, werkt in laagbetaalde banen en/of maakt geen gebruik van inkomensondersteuning waar ze wel voor in aanmerking komen.
Meer dan de helft van de vrouwen die het huis is uitgezet (onder andere vanwege huurachterstand) kreeg geen juridisch advies toen ze dat nodig hadden. Dat vraagt om een breder toegankelijke rechtsbijstand. Zo komen de onderzoekers in Canada tot onderbouwde beleidsvoorstellen voor bepaalde doelgroepen waar je met een enge visie op dakloosheid niet aan denkt.
Cijfers zoals in Canada hebben we in Nederland helaas niet. Die moeten we gaan verzamelen en dan het liefst op een manier die aansluit bij Ethos. Maar daar hoeven we niet op te wachten om in actie te komen. Het is glashelder dat mensenrechten nageleefd moeten worden. Dat betekent dat we niemand meer uitzetten vanwege schulden of overlast zonder dat er alternatief onderdak is geregeld. Dat betekent ook dat we het bieden van onderdak moeten loskoppelen van de plicht om hulp te accepteren. We weten dat de groep daklozen en marginaal gehuisvesten groter is dan de CBS-cijfers ons vertellen en dat we onze blik moeten verruimen. Daarvoor hebben we een andere registratiesysteem nodig, gestoeld op een inclusief mensbeeld. Want rechtvaardig daklozenbeleid begint bij betere cijfers.
REACTIE CBS
Het CBS laat desgevraagd weten dat het bij hun tellingen aansluit op de breed gedragen definitie van dakloosheid, die net als de ETHOS-classificatie ingaat op iemands feitelijke leefsituatie. Het telt mensen die leven op straat of een andere openbare ruimte, zonder vaste verblijfplaats (feitelijk dakloze mensen) en mensen die op niet structurele basis bij familie en vrienden slapen, zonder vaste verblijfplaats (thuisloze mensen). De tellingen sluiten aan bij deze definitie en gaan (om deze reden) dus niet over marginaal gehuisvesten of mensen met onveilig of ontoereikend onderdak. Deze worden wel in ETHOS meegenomen.
Het CBS stelt dat 65-plussers niet voorkomen in het bijstandsregister en dat oudere, voormalig daklozen vaak verblijven in een residentiële opvangsetting. Ze komen dus nauwelijks voor in de registers van het CBS. Concluderend zegt het CBS dat het thuislozen dus wel meeneemt, maar dat het mensen die in een hostel, tijdelijke accommodatie op opvang of vrouwenopvang niet tot deze categorie rekent, evenmin als mensen in een asielzoekerscentrum of in een residentiële opvangsetting.